Waarom moet ik nu toch vluchten
Geschiedenis
De oorlogsjaren
Na gewaarschuwd te zijn over een ophanden zijnde razzia vertrokken een aantal Joden in oktober 1942 uit Emmen, en arriveerden in het holst van de nacht bij Bertus Zefat, een kippenhouder te Valthe. Aanvankelijk verstopte Zefat de vluchtelingen in een van zijn kippenhokken achter het huis, maar wegens gevaar voor ontdekking werden zij al snel verplaatst naar een schuilplaats die zij zelf in het Valtherbos uitgroeven. Deze schuilplaats bestond uit een woonhol van 6 bij 3 meter en een kleiner slaaphol, beide afgedekt met stammen, takken en bladeren.
In 1943 werd deze schuilplaats toevallig ontdekt doordat een nietsvermoedende wandelaar door het dak van de schuilplaats zakte. Voor de onderduikers had deze ontdekking geen gevolgen, behalve dat zij voor de zekerheid de ontdekte schuilplaats verlieten en ergens anders een nieuw, groter hol uitgroeven van circa acht bij vier meter, anderhalve meter diep. De onderduikers werden ondersteund door een groep mensen, waaronder de al genoemde Albertus Zefat. Op 27 juli 1944 werd Zefat echter verraden. Bij zijn arrestatie weigerde Zefat ook maar iets los te laten, en werd hiervoor ter plekke gefusilleerd.
Na Zefats dood werd de hulp aan de onderduikers door de anderen, waaronder Zefats vrouw, voortgezet. In verzetskringen werden zij later ook wel de Zefatgroep genoemd. De onderduikers verbleven in het hol tot 11 april 1945, een dag na de bevrijding van Emmen, toen ook het gebied bij Klijndijk en Valthe door Poolse geallieerden bevrijd werd.
bron: wikipedia